Onze perspectieven

De aarde, consumenten, burgers & buren én de Limburgse economie geven de land- en tuinbouw opgaven mee voor de toekomst. Deze opgaven staan soms op gespannen voet met elkaar. Dit leidt tot de beschreven uitdagingen. Onderstaande perspectieven geven aan hoe deze uitdagingen te overbruggen. Onderstaande biedt de land- en tuinbouw perspectief. Realisatie van deze perspectievenstelt hen in staat een belangrijke bijdrage te leveren aan wat de aarde, consumenten, burgers en buren én de Limburgse economie van hen vragen:

  1. Zorg voor zuinig ruimtegebruik: Beperk grondclaims zoveel mogelijk en zet, indien nodig, in op multifunctioneel grondgebruik, waarbij gronden in agrarisch bezit en gebruik blijven (waar nodig met beperkingen).
     
  2. Waardeer maatschappelijke diensten: Land- en tuinbouw dragen bij aan de oplossingen voor veel opgaven, ook maatschappelijke, zoals natuur, landschap, rust, welzijn en wateroverlast. Maar de markt betaalt die opgaven beperkt of niet. Zorg daarom voor evenwicht tussen maatschappelijke opgaven en beschikbare financiële middelen.
     
  3. Ontwikkelruimte: Creëer ruimte voor ondernemers die experimenteren en die ontwikkelen om te kunnen voldoen aan de wensen van markt en omgeving.
     
  4. Werk integraal: Kijk bij voorgenomen plattelandsbeleid, -programma’s en -projecten naar de gevolgen in de breedte en check op tegenstrijdigheden. Betrek ondernemers, andere belanghebbenden én andere overheden. Maak vervolgens eenduidige keuzes en betrek daarbij ook opgaven en uitdagingen die niet (direct) tot de bevoegdheden van het bevoegd gezag horen. Op het agrarisch bedrijf komen al die opgaven en uitdagingen immers samen.
     
  5. Breng gevolgen voor land- en tuinbouw in beeld: Breng bij beleid en programma’s en (grote) projecten voor het buitengebied de gevolgen voor de land- en tuinbouw in beeld. Wat zijn de gevolgen qua oppervlakte, kosten, marktpositie en sociaal? Werk ook uit hoe negatieve gevolgen voor land- en tuinbouw gemitigeerd kunnen worden.
     
  6. Voer een echte dialoog met de sector: Participatie staat hoog in het vaandel van overheden (gemeenten, provincie, waterschap). Maar dit leidt te vaak tot grote bijeenkomsten waar het agrarisch belang ondersneeuwt. Of participatie wordt vooral opgepakt via digitale inspraak, waarbij geen gesprek of gedachtewisseling mogelijk is. Het is wenselijk dat met de landbouwsector, als belangrijkste streekholder én grondeigenaar in het buitengebied, een echte face-to-face dialoog wordt gevoerd voor rurale plannen, programma’s en (grotere) projecten. Ook is het nodig dat die dialoog – waar nodig met andere streekholders – al vanaf de start van een plan of project wordt gevoerd.
     
  7. Investeer in kennis, onderwijs en onderzoek: Faciliteer de samenwerking tussen studenten, onderzoekers en ondernemers en investeer in goed onderwijs op alle niveaus, doorlopende leerlijnen en een leven lang ontwikkelen. Want zo wordt talent gebonden en geboeid. Investeer ook in een kennisinfrastructuur die innovaties mogelijk maakt.
     
  8. Bied ruimte aan innovaties en faciliteer samenwerking en kennisdeling: Wet- en regelgeving, maar ook verzuiling in sectoren, blokkeren de weg naar innovaties. Door samenwerking en experimenteerruimte komen innovaties sneller van de grond en worden kansen benut.
     
  9. Versterk de positie van de producent in de keten. Door regelgeving rond mededinging te versoepelen (en daarmee agrariërs een betere positie geven in keten, m.n. inkoopmacht retail), ketentransparantie te versterken en inzet voor een internationaal gelijk speelveld.
     
  10. Ondersteun de beweging naar een duurzamer, gezonder en eerlijker voedselsysteem: Boeren en tuinders hebben hierin als primair producent een cruciale rol. Goed functionerende voedselketens stellen boeren en tuinders in staat een behoorlijk inkomen te verdienen. Hierdoor kan waarde worden gecreëerd voor economische groei, de samenleving en het bedrijfsleven.